Met de verrassende bekendmaking door Mark Rutte, “Ik ga ermee stoppen”, komt opnieuw de vraag naar boven of er een tijdelijkheid is verbonden aan macht? Want hoe zit dat dan bij leiders in bedrijven? Of gelden daar andere wetten?
Allerlei ‘deskundigen’ vertellen in gloedvolle betogen hoe het komt dat Mark Rutte juist nu heeft gekozen om zijn afscheid aan te kondigen. In veel van deze analyses wordt aangegeven dat Rutte iets te lang is blijven zitten. Dat hij zichzelf en anderen in de weg zat om nog constructief te kunnen zijn. In een democratisch bestel zou 8 jaar de max zijn, zo vinden vele duiders.
In het geval van Rutten zijn er tal van redenen te bedenken waarom het vertrek niet nodig was. Toch is er natuurlijk ook iets te zeggen voor de dynamiek van een leiderschapswissel. Want wat zowel geldt voor een democratie als bij grotere ondernemingen; als de frisheid van de leider verdwijnt krijgt de ontevredenheid en teleurstelling van volgers en stakeholders meer en meer gehoor. Niet voor niets geldt ook voor CEO’s van grote ondernemingen een maximumtermijn. Je zou kunnen zeggen dat je als leider een bepaalde frisheid dient te hebben om ‘ontevredenheid’ en ‘teleurstelling’ bij je achterban te managen.
Hoe anders is het in familiebedrijven waar de ‘eigenaar’ vaak tientallen jaren aan het bewind is. Hoe wordt daar dan omgegaan met medewerkers die twijfelen aan het leiderschap? Of familieleden (aandeelhouders) die misschien wel vinden dat het beter kan? Welke voorwaarde is dan verbonden aan de frisheid van de leider?
Bij een aantal grotere familiebedrijven zijn er afspraken gemaakt over de eindtermijn van de leider. Bijvoorbeeld door een leeftijdsgrens.
Het gaat niet om mij, maar om het welzijn van het land.
Maar wat dan met die enig eigenaar, die geen verantwoordelijkheid hoeft af te leggen? Die maar doorgaat en ervan overtuigd is dat hij zelf wel weet wanneer het tijd is om te stoppen? Die niet hoeft te vrezen dat zijn macht ter discussie staat en elk tegenargument over beleid en keuzes teniet kan doen door te zeggen; “ik bepaal, zo gaan we het doen”.
Misschien dat die leider, als vele medewerkers vertrekken, als de groei er een beetje uit is, toch eens een keertje bij zichzelf te rade zou kunnen gaan. En net als Mark Rutte de conclusie zou kunnen trekken; “Het gaat niet om mij, maar om het welzijn van het land (bedrijf)”.